De afhankelijkheidstheorie
Honden zijn groepsdieren. In dit blog een uitgebreide uitleg van de afhankelijkheidstheorie.
Veel onderzoeken zijn gebaseerd op de sociale omgangsvormen binnen groepen of de relatie tussen twee dieren. Het uitgangspunt in deze onderzoeken is dat er een groep is, bijvoorbeeld zebra’s of honden, en men wil weten hoe de onderlinge verhoudingen en omgangsvormen zijn. Veel interessanter is de vraag waaróm er een groep is. Waarom leven sommige soorten solitair en andere in groepen? En zou die reden van invloed kunnen zijn op de daarna pas ontstane sociale omgangsvormen? Waarom verlaat een tijgerwelp na een tijdje zijn moeder en gaat hij alleen verder, daar waar een hert bij de groep blijft? Er moet iets zijn dat ervoor zorgt dat het hert niet zomaar zijn nieuwsgierigheid volgt, afdwaalt en ineens alleen in het bos loopt. Hij moet ergens door geremd worden waardoor hij niet weg kan lopen, daar waar een tijger dat wel kan.
Solitair versus groepsdier
Een solitair dier kan volledig vrij toegeven aan alle instincten en driften die in hem opkomen, maar een groepsdier kan dat niet. Een groepsdier dat te ver van de groep afdwaalt ervaart negatieve stress. Het is die stress die hem doet terugkeren naar de groep. Over mensen kun je dezelfde vraag stellen: waarom wonen mensen allemaal bij elkaar? Waarom woont er niemand alleen ergens op een eiland zonder ooit contact te hebben met andere mensen? Zelfs mensen die slecht behandeld worden blijven een bepaalde afhankelijkheid hebben naar de groep. Alleen zijn, werkelijk alleen zijn, is geen optie voor ons. Neem zwervers als voorbeeld. Zij voelen zich uitgestoten door de maatschappij, verachten vaak ook de maatschappij, maar ze blijven in de buurt van diezelfde maatschappij. Zwervers lopen niet in hun eentje het grote woud in om daar ver van de groep te gaan leven. Niet omdat ze dat niet zouden willen, want als je ze hoort praten willen ze niets liever dan ‘weg van hier’, maar simpelweg omdat ze dat niet kunnen.
Groepsgedrag
Is er dan een overeenkomst tussen de herten die de groep niet kunnen verlaten en de mens die de samenleving niet kan verlaten? Om die vraag te beantwoorden moeten we eerst weten wat nu de werkelijke reden is dat het individu bij groepsdieren niet in staat is de groep te verlaten. We nemen het hert als voorbeeld.
Jonge hertjes hebben, net als veel jonge dieren, te veel energie en te veel onderzoeksdrang. Die hebben ze nodig om in een korte tijd zoveel mogelijk ervaringen op te doen zodat ze kunnen overleven. Die nieuwsgierigheid zorgt er ook voor dat ze volledig in beslag genomen kunnen worden door de geur die ze oppikken en daar achteraanlopen. Je ziet zo’n hertje steeds verder van de groep af raken… en ineens is er onrust in haar oogjes, ze stopt, kijkt om, ziet dat de afstand tussen haar en de groep te groot is en rent terug naar de groep. Deze onrust, ofwel negatieve stress, ontstaat bij een groepsdier op het moment dat de afstand tussen het individu en de groep te groot is. Een groepsdier blijft te allen tijde een relatie opzoeken omdat alleen-zijn een te hoge mate van negatieve stress veroorzaakt.
Maar wat als het hertje de groep werkelijk kwijt is? Groepsdieren zullen koste wat kost proberen van die negatieve stress af te komen. Als het niet met een soortgenoot kan, zullen ze een relatie opzoeken met een andere soort. Hierdoor zijn er van die onwaarschijnlijke vriendschappen ontstaan. Er bestaan filmopnames van een verstoten leeuw die vriendschap sluit met een verloren hert. Het is geen efficiënte samenleving, maar de behoefte om samen te zijn wint het blijkbaar van het vluchtinstinct van het hert. We zien mensen in eenzame opsluiting hetzelfde doen. Gevangenen in een donkere kerker gaan relaties aan met muizen of andere kleine dieren. In de film Cast Away zien we Tom Hanks een relatie aangaan met Mister Wilson, een gezicht dat hij tekent op een aangespoelde volleybal. Een volwassen man die een relatie aangaat met een volleybal is net zo vreemd als die leeuw die samenleeft met een hertje. Als je ervan uitgaat dat beide soorten door die negatieve stress niet alleen kunnen zijn, is het echter helemaal niet zo vreemd meer dat ze elkaar opzoeken.
De negatieve stress die opgeroepen wordt door een te grote afstand tussen individu en groep is wat het groepsdier onderscheidt van het solitaire dier. Solitaire dieren ervaren die stress niet bij alleen-zijn. Daarbij ontstaat negatieve stress bij groepsdieren simpelweg als de afstand daadwerkelijk te groot is, maar ook bij het gevoel alleen te zijn. Het gevoel alleen te zijn ervaart het individu als de communicatie stokt. Er moet iets zijn dat bevestigt dat je bij elkaar hoort. Voor een groepsdier komt die bevestiging voort uit het feit dat hij voor een deel geremd is in zijn zelfstandig gedrag en dat hij afhankelijk is van de groep.
Als de groep naar links vlucht, vlucht het individu mee, als de groep gaat jagen, jaagt het individu mee, als de groep gaat rusten, gaat het individu rusten. Het is nu net dat gedeeltelijk geremd zijn in eigen gedrag dat bevestigt dat je bij elkaar hoort. Twee individuen horen pas echt bij elkaar als ze niet volledig ongeremd toegeven aan eigen driften. Als beiden volledig vrij toegeven aan eigen behoeften en instincten, zijn het gewoon twee individuen op deze aardbol. Het is nu net die rem die we zo hard nodig hebben om te weten dat we niet alleen zijn.
Kinderen die niet voldoende geremd zijn in eigen gedrag ervaren het gevoel er alleen voor te staan en ze ervaren daardoor negatieve stress. Zij zullen steeds verder de grenzen opzoeken in de hoop een keer geremd te worden, zodat het gevoel alleen te zijn verdwijnt. Wordt het kind nóg niet geremd, dan nemen stress, chaos en paniek het over en uiteindelijk kan het kind ontsporen. Het groepsmechanisme houdt in dat het individu eigen gedrag doseert ten opzichte van de groep. Er moet dan wel iemand zijn die hem dat leert, en die is er doorgaans ook: moeder!
Moeders
Moeders beginnen al heel vroeg met de opvoeding van hun kind. Een jonge pup die bij zijn moeder drinkt en iets te hard in haar tepel bijt, krijgt een snelle korte reactie om te laten weten dat het te hard is. De volgende keer doseert de pup zijn kracht. Doseren is hier letterlijk: geremd zijn in eigen gedrag ten opzichte van de ander. Niet alleen bij het drinken, maar ook in andere situaties leert de moeder haar pup dat hij in staat is zich, in welke groep dan ook, staande te houden. Een gouden cadeautje van moeder en van moeder natuur.
Een solitair dier heeft vanaf zijn geboorte alle sluizen van vaardigheden, capaciteiten en driften openstaan. Het individu functioneert daar prima op. Hij wordt in de eerste kwetsbare tijd misschien nog door de ouders geremd, maar daarna gaat hij er toch echt in zijn eentje op uit. Groepsdieren als herten, honden en mensen worden ook geboren met de sluizen vol open, maar het is moeder en daarna de groep die de sluizen gaat inperken. Een groepsdier wordt geboren met een bepaald karakter, maar hoe hij zich gaat gedragen met dat karakter is afhankelijk van de groep waarin hij opgroeit. De ouderdieren in de groep zijn dus van groot belang voor het gedrag op volwassen leeftijd.
Een kind wordt geboren met een set eigenschappen, die hij deels van zijn ouders erft. Zo kan hij het ongeduld van zijn vader hebben meegekregen en de kordaatheid van zijn moeder. Daarnaast heeft hij een enorme drang om op onderzoek te gaan, om te ontdekken hoe de wereld in elkaar zit. Dat leidt soms tot gedrag dat anderen niet leuk vinden. Het is de taak van de groep -ouders, school -om duidelijk te maken welk gedrag wel en niet geaccepteerd wordt. Op deze manier wordt de ‘fabrieksinstelling’ van het kind afgestemd op de samenleving waarin hij straks moet functioneren. Kinderen die ontspoord zijn kun je op latere leeftijd alsnog ‘instellen’. Dat is een stuk lastiger, maar niet onmogelijk.
Honden zijn groepsdieren
Met honden werkt het op dezelfde manier. Ook zij worden geboren met een basisset eigenschappen. Afhankelijk van het ras en de ouders gedraagt de ene hond zich rustiger of actiever dan de andere. En ook honden die tijdens hun opvoeding de verkeerde dingen meegekregen hebben, kun je opnieuw ‘instellen’. Het maakt niet uit hoe oud een hond al is, hij kan altijd ander gedrag aanleren.
Zelfs een hond die al een paar keer andere honden of zelfs mensen gebeten heeft, hoef je niet op te geven. In dit soort ernstige gevallen is het wel raadzaam er een professionele trainer bij te halen die je helpt met een oplossing. Je kunt de hond ook in een roedel op laten nemen, waarbij de groep honden zorgt voor de juiste afstelling.
©Bert van Straten – Honden komen van Pluto
Hulp nodig
Heb je hulp nodig bij het “instellen” van je hond? Ik sta natuurlijk voor je klaar! Neem contact op via de grote groene knop of vul onderstaand formulier in.